Pieter’s intrigerend contrast
Jan’s antwoord

Ons teamlid Pieter Weymans schreef eerder deze week een artikel op deze website. Het ging over een erg belangrijk onderwerp: het spanningsveld tussen duurzaamheid en economische belangen, ook bij de keuzes van de individuele toeristen. Pieter stelde vast dat de extreme weersomstandigheden van deze zomer waarschijnlijk de toekomstige keuzes van vakantiegangers zouden kunnen beïnvloeden, maar dat tegelijkertijd de bereidheid om rekening te houden met de milieu-impact bij het boeken, in dalende lijn gaat.
Inderdaad, een intrigerend contrast, waarbij Pieter terecht de vraag stelt: “hoe kunnen we dan een balans vinden tussen economische en ecologische duurzaamheid?”
Ik vrees dat ik het antwoord ken. Die balans zal niet gerealiseerd worden door het merendeel van de vakantiegangers en de reizigers. Net zoals in het dagdagelijks leven, legt de gemiddelde consument hoogstens een klein verflaagje van duurzaamheid over zijn/haar koop-en leefgedrag. We scheiden afval omdat het moet, omdat het gefaciliteerd wordt en omdat we anders boetes kunnen krijgen. We plaatsen zonnepanelen omdat de subsidiëring interessant is, en omdat de waarde van ons vastgoed hierdoor meer zekerheid heeft. En omdat de energie rekening op termijn omlaag gaat. We rijden met elektrische auto’s, omdat we schrik hebben anders de stad niet meer in te mogen.
Bij het grootste deel van de mensen is dàt de waarheid. Ik vermoed ook dat ik de reden ken achter deze waarheid. We zien de klimaatverandering niet als een “burning platform” waarop we zitten en dat ons dreigt te vernietigen. We bekijken de klimaatrampen als geïsoleerde gebeurtenissen, zonder het brede plaatje dat die gebeurtenissen veroorzaakt te (willen) begrijpen. We wandelen over de dijk, en zien eb en vloed – geen zee die elk jaar met millimeters dichterbij komt. We zien warme zomers en zachte winters, en treuren omdat we in geen jaren een Witte Kerst hebben meegemaakt. Maar we merken niet dat, hoewel het heel veel regent, we in België het water minder goed kunnen bijhouden dan het gemiddelde Sahel land.
Het antwoord op de intrigerende vraag is: zo lang we zelf niet in direct gevaar zijn (of niet vinden dat we dat zijn) , zullen we onze manier van leven en handelen enkel veranderen om twee egoïstische redenen: omdat we anders op de ene of andere manier beboet worden, of omdat we zelf in gevaar zouden komen. Of omdat het extreem aangenaam is om van gedrag te veranderen. Dat is een derde.
Eerlijk gezegd: ik heb vaak verkondigd dat toerisme een “force for good” kan zijn in elk van de Sustainable Development Goals (SDG’s), maar dat CO2 uitstoot als gevolg van de vliegcomponent, op middellange termijn een probleem blijft. Nogmaals eerlijk gezegd, ik denk dat ik fout zit: het zou best kunnen dat de luchtvaart als eerste zorgt voor veranderd reisgedrag. Simpelweg, omdat de overheidsresticties zo streng en eenvoudig kunnen geformuleerd worden, dat de technologische vooruitgang (onder andere de productie en het gebruik van SAF) dwingend zal worden. En dat door de grote investeringen die daarmee gepaard gaan, vliegen véél duurder zal worden. Zodat een aantal mensen het niet meer zal kunnen betalen, en hun vakantiegedrag zullen moeten wijzigen. Bedrijven in het algemeen zullen gedwongen worden om zichzelf en hun leveranciers in een ecologisch karkas te wringen, dat ervoor zorgt dat ze duurzamer zullen werken. Véél duurzamer.
En dan zal de gemiddelde consument volgen. Omdat het niet anders kan. De geschiedenis leert ons dat grote omwentelingen in het consumentengedrag er altijd zijn gekomen omdat het extreem aangenaam was om het gedrag te veranderen, of extreem onaangenaam om niet van gedrag te veranderen. Koppel die twee aan elkaar en je hebt het antwoord op het intrigerend contrast, Pieter. Uitstekend stuk, overigens. En als dit antwoord een beetje cynisch overkomt: zo is het ook bedoeld. It's a shitty world, these days. Met oorlogen en al.
reacties